Gedragen kleren

Na achttien jaar trouwe dienst had een zuiniger koelkast de plek van mijn oude ingenomen. Geen moment eraan gedacht om het afgedankte exemplaar in de tuin te zetten. Een mevrouw uit Friesland deed dat wel, las ik in de krant, en vult de kast iedere dag met overtollig voedsel voor de nieuwe armen. Het idee stuit me tegen de borst. Waarom heb ik die weerzin niet bij een minibieb en wel bij een koelkast? In beide gevallen gaat het om delen van dingen die we zelf niet meer nodig hebben. Maar waar het bij de buitenbibliotheekjes om geven en nemen gaat, draait het bij het buitenkoelkastje alleen om het geven.

Waarom wantrouw ik particuliere liefdadigheid? Ik heb moeite met mensen die zich op de borst kloppen omdat ze goede daden verrichten voor arme mensen, terwijl ze ruimschoots voldoende voor zichzelf zorgen. Het is de schaamte die ik voelde als kind toen een klasgenootje op het schoolplein een klein meisje nawees dat kleren droeg die zij zelf had gedragen. De gedragen kleren die ik droeg, waren gelukkig van mijn nichtje en liepen niet het gevaar van herkenning op school.

Waarschijnlijk doe ik de Friese mevrouw schromelijk tekort en is zij helemaal niet het type van ‘kijk mij eens goed doen’. Vanuit een gevoel van rechtvaardigheid zet ze een koelkast buiten omdat dat het enige is wat ze kan doen in deze tijd. Waar je, nog niet zo heel lang geleden, rond kon komen van een bescheiden inkomen, heeft tegenwoordig 57% van de Nederlanders toeslagen nodig om het hoofd boven water te houden.

22 november nadert!