Een vergeten verdienmodel

Met rode oortjes lees ik verder in het boek over architectuur in de vroege Middeleeuwen met als hoogtepunt de ontwikkeling van de Romaanse bouwkunst in de elfde en twaalfde eeuw. Zo spannend dat ik het Engels voor lief neem. Ik ben op vakantie in Frankrijk en sleep mijn reisgenoot mee naar prachtkerken in Fontenay, Tournus, Arles en Montmajour om er maar een paar te noemen. Al te veel bezwaar oppert hij niet tegen mijn bevlogen acties want de temperatuur buiten is aan de hoge kant en dan is zo’n koele kerk geen straf. Zijn de gebouwen op zich al een bezoek meer dan waard, de verhalen over bouwen, arbeiders en geld verdienen, maken het nog boeiender.

Een paar eeuwen na de val van het Romeinse rijk was de kennis over het construeren van monumentale panden zo goed als verdwenen. Met vallen en opstaan leerden nieuwe bouwers weer hoe dat te doen en creëerden en passant de Romaanse stijl. Vooral de overkappingen zorgden eerst nog voor hoofdbrekens – kort door de bocht waren de daken te zwaar voor de muren – maar ook dit probleem wisten de vaklui van toen aardig op te lossen. De gotiek zou later de rest doen. Na een aarzelend begin kwam een ware bouwwoede op gang met als gevolg een nauwelijks te stillen honger naar bekwame bouwvakkers. Daarom trokken groepen ervaren metselaars – vooral die uit Lombardije stonden bekend om hun kennis en ervaring – door Europa om te werken aan de volgende kathedraal die in de steigers stond. De arbeidsmigrant was geboren.

De bouwkoorts had alles met pelgrims en geld verdienen te maken. Een bedevaart maken was voor een beetje Middeleeuwer bijna een must. Het liefst naar Santiago de Compostela waar de resten van St. Jacob lagen, de eerste apostel die Europa bereikte. De populariteit van de Camino nu is daar maar een schamel aftreksel van. Maar de pelgrimsroutes waren lang en om de spirituele moed er in te houden viel een heiligdom met inspirerende relikwie onderweg niet te versmaden. Gulle gaven achterlatend trokken de bedevaartgangers gesterkt verder. Wat volgde was een ware concurrentiestrijd tussen de kloosterorden om met nog heiliger overblijfselen –een stukje voorhuid van Christus bijvoorbeeld  – in nog mooiere kerken nog meer geld te verdienen. Getuige al die prachtige bouwwerken is dat wonderwel gelukt.

Migratie en winstbejag. Niets nieuws onder de hete zon.

De kerk van het kloostercomplex in Fontenay