Mezen in soorten en maten


He, he, rust. Tuinvogeltelling achter de rug.

Het begon lang geleden met koolmezen in mijn bescheiden stadstuin, later ook een roodborst, heggenmus en heel soms een winterkoninkje. En twee jaar geleden eindelijk pimpelmezen. Vooral mezen zie ik graag komen.  De koolmees met zijn stropdas en de pimpelmees met zijn blauwe petje, ik kan er vol liefde urenlang naar kijken.

Een maand of wat geleden hoorde ik dat er bij mijn buurvrouw in de tuin staartmezen waren gesignaleerd. Bij haar wel, en zij woont maar een paar huizen verderop! Dat kon ik niet op me laten zitten. Eet een staartmees iets anders dan zijn familieleden? Nee hoor, dus moest de hoeveelheid voedsel opgevoerd. Met succes. Daar kwamen ze aangevlogen, de speelse staartmezen. Schis doken ze de tuin in en ook weer weg.

Weken voor de Nationale Tuinvogeltelling van start ging, stelde ik alles in het werk om nog meer vogels naar de tuin te lokken. Hier een voederhuisje met zaad, daar een kooitje met een potje vet, en op strategische plaatsen vetbollen. Scoren wilde ik en meer dan verleden jaar graag. Vandaag was het zover. Als eerste telde ik in het toegestane halfuur een Vlaamse gaai, toen drie koolmezen en twee pimpelmezen en dat was het. Geen mussen – die winnen toch en wel – maar ook geen staartmezen. Op het moment dat mijn tijd voorbij was, kwamen ze eindelijk aangefladderd. Vertraging, opgelopen bij de buurvrouw natuurlijk. Ik heb ze toch meegeteld. Nooit gedacht van mezelf; fanatiek en ook nog oneerlijk.

Nu even bijkomen en wachten op het bouwen van de nestjes. De koolmees had al een eigen huisje, de pimpelmees toont interesse in een broedplaats en wie weet krijg ik de staartmees ook nog wel zover.

Laat de lente maar komen.