Tassen vol herfst

Turend naar de grond vergat ik omhoog te kijken naar de fraaie kleuren van de bomen in deze veel te warme herfst. Nee, het waren niet de paddenstoelen die mijn aandacht trokken. Het was het gevallen blad.

Ieder jaar in maart kregen tuingenoot M en ik spitkriebels op de moestuin. Het werk zelf lieten we aan onze zonen over, maar dat er ieder jaar één spade diep gespit moest worden, stond als een paal boven water. Dat er regelmatig een worm het leven liet, was onvermijdelijk en in het licht van het hogere doel een noodzakelijk kwaad.

Tot de zonen hun eigen weg gingen en het zware werk aan de moeders overlieten. Dat bekoelde ons enthousiasme aanzienlijk. We staken nog wel enige jaren zelf de spade in de grond, maar allengs gingen we minder diep en werd het meer woelen. Toen bereikten ons geluiden dat spitten sowieso niet zaligmakend voor de grond is. Integendeel zelfs. Niet alleen is elke vermoorde worm er één minder om de grond lekker los te maken, ook de vele schimmels en beestjes die meehelpen lijden onder het verstoren van hun territorium. Einde van het tijdperk spitten, maar wat dan? Het toverwoord is mulchen.

Mulch, de grond bedekken met plantenresten, doet wonderen voor het bodemleven en beschermt tegen te veel of juist te weinig hemelwater. Gezien de afgelopen jaren en de jaren die komen, kan dat geen kwaad. Planten gewoon laten liggen, gesnoeide takjes en grasmaaisel uitspreiden, allemaal gedaan en nog waren er te veel onbedekte plekken. De oplossing? Bladeren!

En zo geschiedde dat ik gewapend met oude boodschappentassen de straten afstruinde op zoek naar blad. Een succesvolle actie, hoewel ik het werkterrein moest verleggen naar rustiger gebied. Het was me ontschoten dat opgehoopt blad ook aantrekkelijk is voor honden.