Zalig Kerstmis

Toen ik voor minstens de derde keer deze week in de Volkskrant, Amsterdams bolwerk bij uitstek, las dat de kerstboom op zijn retour was en Kerstmis vooral ironie, dacht ik: wat nou weer? Begrijp me goed, ik hou van Amsterdam – mijn beste vrienden zijn Amsterdammers – maar af en toe belet de ring het zicht op de gewone mensenwereld.

Kerstmis is voor mij nostalgie, het leven is al ironie genoeg. Kerst is mijn onhandige vader die ieder jaar van schors en crêpepapier een kerststalletje bouwde, waarin wij de van papier en houtwol bevrijde beeldjes voorzichtig een plek gaven. Een noot zuiver uit de mond krijgen, kon niemand bij ons, maar op Kerstavond zongen we voluit  ‘Nu zijt wellekome’ en met nog meer uithalen ‘Gloria in Excelsis Deo’.

Hoe onbemiddeld wij ook waren, er was een kerstboom. Waar de boom in de huiskamer – tussen het opklapbed, de eettafel, de stoelen en de commode in – een plek vond? Geen idee, maar hij stond ergens. Met ballen, lichtjes en engelenhaar; gemeen spul, gemaakt van glasvezel, waar je bloedende wonden van kreeg. Het moment suprême van de boom optuigen was het engelenhaar – met de nodige ongepaste woorden – over de boom vleien. De beloning was er, want het licht van de lampjes werd door het engelenhaar gefilterd tot een sprookje.

Het kerstdiner bestond uit gebraden kip, voorafgegaan door groentesoep, vergezeld van appelmoes en opgevolgd door griesmeelpudding met rozijnen en stukjes sukade. Die keer dat er konijn op het programma stond, ging de hele dag een lichte siddering van verwachting door ons huis. Het hoogtepunt van het kerstgebeuren zou ik bijna nog vergeten. ‘s Nachts in het pikkedonker naar de kerk voor een plechtige nachtmis-met-drie heren, die gekleed in overdadige kazuifels en voorzien van mijter en staf – Sinterklaas is er niks bij – een Latijnse mis opdroegen. De kerk was onverwarmd en volkomen versteend kwamen we thuis. Ergens houdt nostalgie op.

Die kerstgroep, van goedkoop gips gemaakt, staat nu al 45 jaar iedere Kerst bij mij op een bijzettafel. Ieder jaar heb ik meer moeite om de gehavende delen nog enigszins uit het zicht te draaien. De groep desintegreert en ik vermoed dat we ongeveer tegelijk gaan hemelen.