Horen, zien en zwijgen

Dit keer ben ik bij de opticien. Het traject audicien heb ik net afgerond en innig tevreden luister ik naar geluiden die ik jaren niet gehoord heb. Ik kan zowaar een gesprek van elders in de zaak verstaan. Tussen twee Coronagolven in is het noodzakelijke fysieke onderhoud aan de orde. Gehoorapparaat geregeld, nu kappenbrillen aan de beurt.

Ik hoor dan wel weer veel meer, maar nog steeds niet waar het geluid vandaan komt. Er staat niemand voor mij, behalve de opticien die uiterst geconcentreerd de kappen van mijn nieuwe bril aan het bijsnijden is. Een soort permanent te dragen skibril, met ongekleurde glazen en op maat gesneden ter bescherming van kwetsbare ogen. Eén fout en je bent honderden euro’s verder. Hij heeft geen tijd voor een praatje. Links en rechts ontwaar ik ook niets, dus komen de stemmen –een man en een vrouw – van achteren.

‘Meid, je bent nog mooier dan ik dacht’, zegt de man goedmoedig met een vleugje schalksheid, nadat de vrouw een nieuwe bril op zijn neus heeft geplaatst. Het had een grapje van mijn vader kunnen zijn.
‘Ik kijk nog even achter uw oren’.
‘Daar ben ik echt wel droog, hoor’. En weer hoor ik mijn vader.

Bij de uitgang blijven de twee nog even staan praten en krijg ik ze in het vizier. De man, een vlezig hoofd met diepe groeven, een neus die ooit als mopsneus begonnen was maar een eigen leven was gaan leiden, dun achterovergekamd haar en een windjack van een even onbestemde kleur, doet zijn verhaal. Had hij eindelijk zijn pensioen, belemmerde een mislukte laserbehandeling zijn geluk. Maar in deze zaak heeft hij weer een portie levensvreugd teruggekregen. Zij, een en al lach, blij dat ze heeft kunnen helpen.

Ik zeg nog even niets, maar mijn bril nadert voltooiing. Klaar! De bril past perfect en langzaam maar zeker verspreidt een brede grijns zich over het opgeluchte gezicht van de vakman. Wie zegt dat klantvriendelijkheid niet meer bestaat?