Terug naar Roemenië

Het is een snikhete julidag in 1973 en na dagen rammelen in onze aftandse besteleend, nemen we een duik in een meertje in Roemenië, omringd door Roemenen die twee westerlingen wel een aardige bezienswaardigheid vinden. Een vriendelijk jongen van een jaar of vijftien stapt op ons af en maakt een praatje. Onze voertaal is Frans dat hij veel beter beheerst dan wij, hoewel we met handen en voeten een heel eind komen. We wisselen adressen uit en we beloven terug te komen. Twee jaar later is het zover en staan we voor de flat van Alexandru en zijn ouders in Caransebeş, Roemenië.

De ontvangst was hartelijk en de volgende ochtend om tien uur zaten we al aan de slivovitsj met heerlijk eten op de tafel. Weigeren was geen optie. Aan het eind van de dag vertrokken we als balletjes naar onze niet al te schone camping. De dag erna brachten we een bezoek aan de boerderij waar oma woonde met ooms en tantes en neefjes en nichtjes. Ook daar werden we koninklijk onthaald. Als cadeau kreeg ik een met veel zorg handgemaakt Roemeens kostuum ‘omdat ze er toch niets meer aan hadden’. Maar eerst moest ik het aantrekken en me laten vereeuwigen met de diverse familieleden.

In schril contrast met de hartelijkheid van de familie was de heimelijkheid daarbuiten. Op de trap moesten we fluisteren, de buren mochten niet horen dat er buitenlanders op bezoek waren, dus van logeren was geen sprake. Daarom loodste zijn moeder ons stiekem mee naar het hotel waar zij werkte om een warme douche te nemen. We hoorden het met verbazing en een beetje ongeloof aan, het strookte totaal niet met het beeld dat wij hadden van dit land. Roemenië kon er toch wel mee door als socialistische heilstaat? Ik geloof niet dat wij bewust onze ogen sloten voor de werkelijkheid in het Oostblok, wij, kinderen van de vrijheid, konden ons hun realiteit gewoon niet voorstellen.

Bij het afscheid vertelde Alexandru dat hij ons graag in het vrije westen wilde komen opzoeken. Daar hadden wij weinig fiducie in, maar soms stelt het leven je voor verrassingen: verleden week was hij, met zijn vrouw en in hun in Nederland studerende dochter, bij ons op bezoek. Het was een dag vol verhalen uit een voorbije en een andere wereld. Waarom we meer dan veertig jaar niets van hem hoorden, over de Revolutie in 1989 die begon in Timisoara, waar hij als arts in het ziekenhuis de doden en gewonden zag binnenkomen en over de corruptie nu.

Tassen vol lekkere waar gingen over en weer. In onze voorraadkast staat Roemeense slivovitsj uitnodigend te lachen. Zij gaan naar huis met Hollandse jenever en de Roemeense kleren die terugkeren naar het land waar ze thuishoren.

Daar sta ik op mijn Roemeens, naast Alexandru en familie.