Het zijn net mensen

Op een winterse ochtend fiets ik naar de moestuin. Door alle nattigheid kwam het spitten er niet van en nu lijkt de tijd er rijp voor. Een beetje moestuinier spit tegenwoordig steeds minder diep, dus minder zwaar, zodat ook ik de spade ter hand kan nemen. Het is doodstil en geen levende ziel te bekennen. Hoewel, bij de tuin aangekomen zie ik mijn roodborstje op haar mooist aangekleed al op me zitten wachten, zoals altijd alleen. Na een goedgemutst goedemorgen begin ik een praatje dat blijkbaar op prijs wordt gesteld, want ze komt dichterbij en kijkt met haar wakkere zwarte oogjes nieuwsgierig naar wat ik vandaag ga doen. Ze zegt weinig maar luistert aandachtig en af en toe hoor ik een aanmoedigend ‘tstse, tstse’. Trouw volgt ze me over de net gespitte stukken.

mijn eigen roodborstje

Zo idyllisch is de vriendschap nou ook weer niet; mijn populariteit heb ik te danken aan mijn spitvaardigheden. Wat ik pas sinds kort weet, is dat mijn wintermaatje een ander is dan de zomerroodborst. De wintergast komt uit koudere streken dan de onze hier de winter doorbrengen. Ons eigen roodborstje houdt zich schuil in bossen waar nog zaden en bessen te vinden zijn, zodat er voor de noordelijke gasten niets anders overblijft dan hun maaltje op grauwe Hollandse grond bij elkaar te sprokkelen. Zo’n vers gespit veldje vol wormpjes en ander kruipsel is een buitenkansje.
Er is meer. Roodborstjes zijn voor ons wel aardig maar bepaald niet voor elkaar. Niks eenzaam of op hun privacy gesteld, ze gunnen elkaar het licht in de ogen niet en vechten of hun leven er van afhangt. Letterlijk. Ook hun jongen zijn niet veilig en daarom groeien ze op vermomd als mislukte jonge mereltjes.

Klaar met mijn klus, zet ik de spade in de schuur en gooi nog even de schillen van thuis in de compostbak. Ook daar is leven. Een schrandere muis kijkt mij verwachtingsvol aan. Ook zij ziet er uit of ze om een praatje verlegen zit. Verbouwereerd vergeet ik te schrikken en op een stoel te klimmen. Over deze mogelijke nieuwe vriendschap moet ik nog even nadenken. Want een muis heb je nooit alleen, die neemt haar hele familie mee. Zodra je vertrokken bent maken ze er in je schuur een zootje van.
Als ik de tuin uitloop, zit mijn roodborstje geduldig op het paadje te wachten om mij vaarwel te wensen.