Ongenode gasten

Geen vlo, wesp, mijt, tijgermug, superteek of hoornaar in dit verhaal. Bedwantsen kruisten mijn pad. Mijn moeder heeft nooit een bedwants of wandluis in levenden lijve gezien, maar dat weerhield haar er niet van met diep afgrijzen over de beestjes te spreken. En ik griezelde mee. Ze kruipen ’s nachts onopgemerkt op je, later gaat het overal jeuken, ze stinken, verstoppen zich in de bagage en eenmaal in huis krijg je de monstertjes nooit meer weg, aldus mijn moeder. Het stond voor haar gelijk met armoede, maar niet de nette soort. Zoiets als hoofdluizen vroeger. Die wij niet hadden, maar de kinderen van vierhoog achter wel. Het onooglijke ongedierte leek zo goed als verdwenen. Niets is voor altijd, ze zijn terug.

Op onze tocht door Frankrijk strijken wij ergens bij Tournus neer in een charmant chaletje op een op het oog lege camping. De beminnelijke Belgische eigenaar deed er wel lang over om een vacant onderkomen te vinden, dat pas twee uur later gebruiksklaar bleek, maar een kniesoor enz. Tevreden met het leven leggen we ons te rusten om een halfuur later kronkelend van gekriebel naast het bed te staan. Vliegensvlugge diertjes schieten weg. Tientallen. ‘Het zullen toch geen bedwantsen zijn?’ ‘Nee’, zeg ik iets te ferm, ‘die stinken, zei mijn moeder altijd.’ Reisgenoot kijkt sceptisch, pakt de IPad en haalt zijn gelijk. Na grondige inspectie van het tweede slaapkamertje wachten we in een nog smaller bed de nieuwe dag af. Omzichtig brengen we de campingbaas het slechte nieuws. ‘We zullen er naar kijken’, mompelt hij en typt onverstoorbaar door. ‘Er komt toch wel iets meer bij dan kijken’, probeer ik nog maar verdere conversatie is hij niet van plan.

Wat we lezen op internet stemt ons niet hoopvol. Over keurige hotels langs de Lange Afstandspaden waar wandelaars hun rugzakken beneden moeten laten, over huizen die moeten worden ontsmet en als hoogtepunt de smoezelige herbergen en overvolle slaapzalen langs de routes naar Santiago de Compostella. Hoeveel pelgrims komen met meer thuis dan alleen die hemelse blik? Na twee weken verblijf van het getroffen goed in de diepvries, een week onder de Nederlandse zomerzon in een afgesloten plastic zak en een was op 65 graden verder (helaas voor dat bloesje), durven we ons weer onder de mensen te begeven. Ons laatste restje reisonbevangenheid voorgoed verdwenen.