Zomaar een zondagmorgen

De zaterdag was miezerig en verregend, maar de ochtend erna leek veelbelovend. Dus pakte ik mijn fiets en peddelde op mijn gemak naar onze moestuin op het Zonneveld, waar meer dan honderd andere tuinen ook een plek hebben. Dat is natuur in ons land.

Ik sla rechtsaf en rij over het bruggetje het complex op, de stilte in. Een stilte die hoort bij windloze ochtenden na natte nachten. Ik zie geen fietsen en hoor geen stemmen, ik ben de eerste vandaag. Gedachteloos sla ik rechtsaf voor het laatste stukje en zie ineens van alles voor mijn ogen bewegen, waardoor ik pardoes afstap en roerloos blijf staan. Het duurt een paar tellen voor ik doorheb wat ik zie; het zijn vogels, heel veel vogels. Ik zie tientallen brutale kauwtjes die door mij gestoord worden in hun maaltijd, vette houtduiven die op de heg hun beurt zitten af te wachten, slanke tortelduiven die snel een plekje in de lage bomen zoeken, slimme halsbandparkieten die vanuit de hoge bomen links van mij de boel in de gaten houden, en hier en daar een ekster en misschien zelfs een Vlaamse gaai. Het kleinere spul ­– ­mezen, mussen, merels – vliegt in groten getale onstuimig en ongeremd tussen de grotere familieleden door.

Met de fiets aan mijn hand wil ik verder lopen, maar zie uit mijn rechterooghoek iets felgekleurds fladderen. Ik hou mijn adem in en sta nog stiller dan ik al stond om het beestje beter in het vizier te krijgen. Zie ik nou echt een gele streep op de vleugel en rood in het kopje. Het zal toch niet?!

Ja, het zal wel: een puttertje! Eindelijk. En ik zie er niet één, welnee, meteen maar een stuk of tien.

En dat in het saaie Corona-tijdperk waar geen einde aan schijnt te komen. Dan is alles veel voor wie niet veel verwacht. Dat overdacht ik bij mezelf, domweg gelukkig op het Zonneveld

https://www.rozemarijnonline.net/poezie/bloem-dapperstraat.html