De dag dat ik bruinvissen zag

De miezerige maandag beloofde niet veel goeds voor de rest van de week en bovendien kondigde Rutte strengere maatregelen aan. De rest van de week begon de ochtend erna en de hemel toonde onverwacht een weldadig blauw met hier en daar een bedaarde witte wolk. Dat werd een lange fietstocht! Sinds onze tandem van elektromotor is voorzien draaien wij ons hand niet meer om voor een beetje wind en dat is in Zeeland – want daar waren wij – mooi meegenomen. Het was dé dag voor een rondje Oosterschelde met de Zeelandbrug van 5 kilometer en de Oosterscheldekering van 9 kilometer.

We waren nog niet zo lang op weg toen we een vrouw met verrekijker over het water zagen turen. Dan is er meestal wel iets te zien. Zij fietste weg, en wij bleven, met verrekijker in de aanslag. Eerst zagen we niets, maar de aanhouder wint en toen gebeurde het: zwarte vinnen in een sierlijke boog boven water. Bruinvissen.

Ja, je hebt wel eens gehoord over bruinvissen in de Oosterschelde, maar dan denk je aan een keer in de zoveel jaar een aangespoelde half of heel dode walvis. Deze waren uiterst levendig en dicht op de kust op zoek naar voedsel. Oké, bruinvissen zijn de kleinste walvissen, en meer dan hun vin komt niet boven water uit. Maar toch. Bruinvissen! Dat was de eerste verrassing van die dag.

De tweede verrassing kwam in het restaurant Proef Zeeland op Neeltje Jans midden op de Oosterscheldekering. Op de lunchkaart stonden mosselkroketjes. De organisatie in het restaurant was hopeloos – sinds één dag wist ook Zeeland wat coronamaatregelen zijn – en de kroketjes uit het restaurant waren aan de kleine kant, maar wat waren ze lekker.

Het landschap van zuid Schouwen-Duiveland was de derde verassing. Het weggeslagen land tijdens de Watersnoodramp in 1953 is herschapen in een mooi natuurgebied met links en rechts van de zeedijk water. De zoutminnende planten waren verkleurd van groen naar een oogstrelend herfstrood.
De witte wolken waren intussen grijs en klampten zich aan elkaar vast, dus de motor een tandje hoger en over de Zeelandbrug. We vlogen over het fietspad tot mijn grote roerganger ineens remde met als gevolg dat ik bijna over de reling vloog. ‘Ja’, riep hij opgetogen, ‘ik dacht het al: zeehonden!’ Dat was de laatste verrassing.
Aangekomen bij ons knusse Zeeuwse onderkomen barstte de bui los.

Zo´n dag waarop alles klopt; ze zijn er, ze blijven en je maakt ze zelf. Kom maar op met die nieuwe maatregelen.